Een stevig debat, zorgen, en tot slot een Kerstgedachte
In de laatste discussie van 2018 met het College van Bestuur kraakten uw vertegenwoordigers nog harde noten. Sommige gingen over procedures: waarom krijgt de Raad de begroting niet op tijd toegestuurd? Waarom klopt de informatie niet over de opleidingen die wel en niet meedoen aan het ‘verplichte matchingsexperiment’? En onvergeeflijk: hoe komt het dat faculteitsraden niet of slecht worden geïnformeerd over hun rol (adviseren? instemmen?) maar wel een Kwaliteitsafspraken-plan (waarover straks meer) onder de neus krijgen met het verzoek om het te accorderen? Hier werd het College op haar verantwoordelijkheid gewezen voor een deugdelijk functionerende medezeggenschap; en om de instemming in de betreffende faculteitsraden opnieuw te laten plaatsvinden.
Waar ging het deze cyclus inhoudelijk om?
De begroting
In de begroting viel het op dat de groei van het WP achterbleef bij dat van het OBP, maar ook bij de verwachte groei van studentenaantallen. Het College is gevraagd hoe dat zit, gegeven zijn voornemen om de werkdruk te verlagen. Wij vroegen opnieuw de student-stafratio onder de loep te nemen. Waarom is die juist ongunstig bij faculteiten die enorme grote aantallen studenten opleiden – en daarmee dito inkomsten genereren?
De personeelsmonitor
De uitkomsten van de personeelsmonitor waren vervolgens aan de orde. De gemiddelde tevredenheidsscore ligt dicht bij die van andere universiteiten, maar dat zegt niet veel. Een nauwkeurige analyse laat de “devils in the details” zien; Werkdruk en Sociale Veiligheid. De werkproblematiek zit hem bij het WP onderaan de hiërarchie: het UD-niveau. UD’s geven veelal veel onderwijs, hebben een tijdelijk contract, weinig faciliteiten of personeel (AIO’s) om onderzoek uit te voeren, te publiceren, en daarmee weinig invloed op hun loopbaan. Want aan het eind van de rit vraagt de hoogleraar hoeveel er is gepubliceerd, beëindigt daarna het contract, en kijkt (in lijn met het coryfeeënbeleid), of er ‘extern’ een beter iemand is te vinden waarmee vervolgens dezelfde cyclus wordt doorlopen. Behalve op het BestuursBureau en in faculteiten met een gunstige student/staf ratio ervaart het personeel overal werkdruk; maar alleen in faculteiten met veel studenten, en bij een zwakke rechtspositie zonder duidelijk perspectief, leidt die werkbelasting tot persoonlijke problemen als overbelasting en overspannenheid. De Raad waarschuwt dat nog meer docenten met tijdelijke contracten inzetten, het probleem vergroot in plaats van vermindert. Ook gaven we suggesties uit de oude doos: verstrek tijdelijke contracten met een “uitzicht op vaste dienst”, zodat de bewijslast naar de werkgever verschuift om uit te leggen waarom de contractant –ooit een coryfée- vervangen moet worden. Een andere tip; die in elke andere bedrijfstak vanzelfsprekend is: weeg bij de beslissing over contractverlenging/vervanging mee wat iemand heeft betekend voor de organisatie.
Sociale veiligheid hangt samen met werkdruk, blijkt als je goed naar de antwoorden kijkt. Intimidatie, willekeur, verbaal geweld, machtsmisbruik; het komt voor in onze universiteit. Het zijn de tijdelijk contractanten, vrouwen, en personeel laag in de wetenschappelijke (!) hiërarchie die er anoniem over rapporteren. Meest zorgelijk misschien is dat slachtoffers moeite hebben om incidenten te rapporteren, vanwege mogelijke effecten op hun rechtspositie. De Raad is bezorgd, en het College zegt het ook te zijn. De Raad heeft opnieuw met klem gevraagd om de aanstelling van een ombudsfunctionaris: de Universiteit, de Faculteiten noch de Instituten hebben zo'n onafhankelijk onderzoeker. En het CvB zei ter vergadering die ook niet te willen. Uw Raad komt er zeker op terug.
De kwaliteitsafspraken
Tot slot de “Kwaliteitsafspraken”. De minister maakt ze met de universiteiten, en op tafel lag de locale versie voor onze universiteit. Onbedwingbaar fantaseerde ik wat Koot en Bie – toen we die nog hadden- van de “Kwaliteitsafspraken” zouden hebben gemaakt. En over de “afspraken” die ik met mijn puber maakte (als zij om 3 uur ‘s nachts in de gang stond na een drankgelag, maar de volgende morgen een werkstuk moest inleveren) “En?… wat hadden we afgesproken?”. Maar overheersend was ik gepikeerd: Waarom moeten wij in het hoger onderwijs steeds weer horen dat we het in essentie niet goed genoeg doen? Kan de Staat aangeven wat er aan mijn werk precies niet deugt? Zouden de plantsoenendiensten ook kwaliteitsafspraken maken met hun ministerie? De hartchirurgen met VWS? Of zeggen die mannen gewoon “Graag of niet, Minister”, en “Bemoeit u er niet mee”. Waar gaat het hier dan echt over? Over geld: we moeten het goedkoper doen. Geen afspraken dus; maar een opdracht. Geen kwaliteit; maar studie-rendement. In het stuk ter tafel roept het College op tot onderwijs-innovatie, activerend onderwijs, begeleiding, en 'matching'. Alles mag eigenlijk; als het aan één voorwaarde voldoet: aantóónbaar leiden tot meer diploma's in minder tijd.
Probleem met die kwaliteitsafspraken is dat onderwijsinnovatie eigenlijk nooit helpt. Heel soms helpt het een beetje, meestal niets, en soms averechts. Zelfs van studiebegeleiding heeft men niet kunnen aantonen dat het tot betere studieresultaten leidt. Het enige dat wel helpt is een deskundige docent: een wetenschapper die veel weet van haar vak, actief is in haar vak, integer, een erkende bijdrage levert en er van houdt. De Goede Docent heeft kennis van de materie die ze onderwijst, niet per se van Blended Learning of Flipping the Classroom. De Goede Docent is ook niet per se de leukste docent; en ook niet de docent van wie je het hoogste cijfer krijgt. De Goede Docent is de docent waar je het meeste van kunt leren.
Kúnt. Want 90% van studiesucces wordt bepaald door wat de student doet met het aanbod. Dus òf hij studeert. Hoe activerend docenten ook voor de klas staan; het is de student die in actie moet komen. En de meesten doen dat ook, meestal. Ze studeren met plezier voor een goed resultaat, en vinden hun studie interessant. We zien ongeveer 50% van hen op het hoorcollege; de andere 50% doet iets anders. En ruwweg 30% maakt de activerende oefeningen waarmee ze zich op het college kunnen voorbereiden. 70% maakt daar geen gebruik van. De student komt in actie als en zoals hij dat wil.
'Blended Living'
Nou èn? … VWO’ers van 18 jaar doen in hun studiejaren de ervaringen op die ze zich op hun 80ste het beste zullen herinneren. Ze zullen zonder of met Leidse bul de politici, schrijvers, uitvinders, directeuren, ministers, journalisten, zzp’ers, docenten, kunstenaars, technici en ondernemers worden die de wereld op de rails houden. Maar niet allen maken dezelfde gesmeerde overgang naar die toekomst. Sommigen worden in die jaren depressief, beleven hun eerste echte liefde, verliezen die weer, missen hun ouders, vinden geen kamer, moeten op galadiner maar durven niemand te vragen, en kunnen zich van de zenuwen niet concentreren. Ze gaan een jaar op reis, vinden toch niets aan medicijnen, willen bij nader inzien archeoloog worden, werken ’s morgens als student-assistent, en ’s avonds bij de Hema om de studieschulden te dempen, en missen daardoor een tentamen.
Wie herinnert zich het gestrompel niet? Wie had het willen missen? We hebben studenten de laatste decennia al met talloze maatregelen onderworpen aan de tucht van het studierendement. Laten we ze een paar jaren blended living geven, en daar gewoon voor betalen. We betalen tenslotte ook voor de dwalingen van de ING.